Vraag en antwoord: regeling Extra hulp voor de klas
Na de eerdere bekendmaking op 16 november is de uitwerking nu gereed van de regeling Extra hulp voor de klas. Het kabinet stelt 210 miljoen euro beschikbaar waarmee scholen en instellingen in het po, vo en mbo extra hulp kunnen inschakelen tijdens de coronacrisis. Met dit geld kunnen scholen extra bevoegd personeel inzetten, ondersteuners laten meehelpen en meer (online) gastlessen mogelijk maken, bijvoorbeeld op het gebied van sport, techniek en cultuur.
Op deze pagina bundelen we de meest gestelde vragen over de regeling Extra hulp voor de klas, onderverdeeld in de categorieën: regiovorming, activiteiten, besteding middelen, de aanvraag en personele invulling en arbeidsvoorwaarden.
Waar kan ik een overzicht vinden van de bestaande RAP-regio’s?
Op de website van Aanpaklerarentekort.nl staat een overzichtskaart met alle RAP-regio’s. Meer informatie:
Wanneer een bestaande RAP-regio tijdelijk wordt uitgebreid met aanpalende gemeenten, gelden dan de aanvullende eisen aan de regio zoals genoemd in de RAP-regeling?
- Voor uitbreiding van de bestaande RAP-regio’s gelden geen aanvullende eisen voor personeelsomvang of percentage van deelnemende besturen.
- Wanneer binnen een witte vlek een nieuwe regio wordt gevormd, gelden de eisen voor bijvoorbeeld personeelsomvang en percentage deelnemende besturen.
Waarom wordt voor het po en het vo de structuur van de bestaande RAP-regio’s gebruikt?
- De middelen uit deze regeling dienen snel beschikbaar te worden gesteld. De RAP-regio’s zijn al gevormd en kunnen naar verwachting snel tot een aanvraag komen. Ook wordt zo aangesloten bij de lopende acties rond de onderwijsarbeidsmarkt en meer specifiek het lerarentekort.
- Schoolbesturen worden op deze wijze ook extra gestimuleerd om samen aan een oplossing te werken en de krachten waar mogelijk te bundelen, passend bij de regionale problematiek.
- Scholen binnen een RAP-regio, die nog niet zijn aangesloten bij een bestaande RAP-regio, worden tijdelijk opgenomen binnen de RAP-regio. Op deze manier hebben alle scholen de kans om gebruik te maken van deze tijdelijke subsidieregeling.
- De scholen die niet in een bestaande RAP-regio liggen, kunnen er ook voor kiezen om (tijdelijk) een nieuwe regio te starten. Hierbij komen de eisen grotendeels overeen met de gestelde eisen aan regio’s die gevormd zijn in het kader van de RAP-regeling. Nieuwe regio’s worden alleen gevormd voor de uitvoering van deze tijdelijke regeling.
Wat zijn de mogelijkheden voor scholen die niet deelnemen aan een RAP-regio?
- Wanneer deze scholen binnen een RAP-regio liggen, aanpalend zijn aan een RAP-regio of aan een gemeente die zich voor deze regeling gaat aansluiten bij een RAP-regio, dan kunnen zij zich voor deze tijdelijke subsidieregeling aansluiten bij een bestaande RAP-regio.
- De bestaande RAP-regio’s zijn verplicht de verzoeken van scholen die nog niet deelnemen aan een RAP-regio, te honoreren. Dit om ervoor te zorgen dat alle scholen die van deze tijdelijke subsidieregeling gebruik willen maken, hiertoe ook de kans hebben.
- De scholen die niet in een bestaande RAP-regio liggen, kunnen er ook voor kiezen om een nieuwe regio te starten. Hierbij komen de eisen grotendeels overeen met de eisen die worden gesteld aan regio’s van de RAP-regeling. Nieuwe regio’s worden alleen gevormd voor de uitvoering van deze tijdelijke regeling.
Wat zijn de eisen aan nieuw te vormen regio’s voor het po?
- Per regio kan maximaal één aanvraag worden ingediend voor het po;
- De vestigingen zijn gevestigd in een aaneengesloten geografisch gebied, uitgaande van bestaande gemeentegrenzen;
- Ten minste 35 procent van de bevoegde gezagsorganen van de in de betreffende regio gelegen vestigingen voor primair onderwijs neemt deel aan de aanvraag; en
- De deelnemende vestigingen van de scholen voor primair onderwijs hebben een gezamenlijke personeelsomvang die ten minste een derde deel bedraagt van de totale personeelsomvang van de vestigingen van de scholen voor primair onderwijs in de regio, met een minimum van 800 fte.
Wat zijn de eisen aan nieuw te vormen regio’s voor het vo?
- Per regio kan maximaal één aanvraag worden ingediend voor het vo;
- De vestigingen zijn gevestigd in een aaneengesloten geografisch gebied, uitgaande van de bestaande gemeentegrenzen;
- Ten minste 50 procent van de bevoegde gezagsorganen van de in de betreffende regio gelegen vestigingen voor voortgezet onderwijs neemt deel aan de aanvraag; en
- De deelnemende vestigingen van scholen voor voortgezet onderwijs hebben een gezamenlijke personeelsomvang die ten minste een derde deel bedraagt van de totale personeelsomvang van de vestigingen van scholen voor voortgezet onderwijs in de regio, met een minimum van 1.200 fte.
Kunnen het vo en het mbo in de bestaande RAP-regio’s samenwerken binnen deze regeling?
- Het vo vraagt de subsidie in deze regeling aan via regio’s en het mbo vraagt de subsidie per instelling aan.
- Uiteraard kan bij de uitwerking van de plannen wel de samenwerking worden opgezocht tussen het vo en het mbo, bijvoorbeeld binnen de bestaande RAP-regio’s.
Voor welk type werkzaamheden/functies kan met deze regeling subsidie worden aangevraagd?
- Deze regeling voorziet in een tegemoetkoming in de kosten die scholen maken voor extra tijdelijke capaciteit die nodig is om (afstands)onderwijs te kunnen blijven geven en de gevolgen van corona op te kunnen vangen.
- Het gaat dan om vervanging van huidig personeel en om de benodigde extra inzet vanwege de coronamaatregelen. Bijvoorbeeld voor extra schoonmaak, toezicht op de coronamaatregelen en hulp bij afstandsonderwijs. Deze tijdelijke regeling voorziet daarmee niet in de kosten van het structureel aannemen van onderwijspersoneel.
- De regeling is zowel bedoeld voor het aantrekken van tijdelijk onderwijspersoneel, dat voldoet aan de bekwaamheidseisen voor het verzorgen van onderwijs en begeleiding van leerlingen/ studenten als voor de coronabanen. Coronabanen zijn banen waar geen of beperkte scholing voor nodig is, maar die wel belangrijke verlichting kunnen bieden in de werkdruk.
- In de regeling is expliciet benoemd wat de subsidiabele kosten zijn:
a. het inzetten van leraren, onderwijsassistenten en instructeurs;
b. het laten geven van gastlessen;
c. het inzetten van studenten;
d. de ondersteuning op logistiek en toezicht op de naleving van coronamaatregelen;
e. het inhuren van personen die toezicht houden in de klas, bijvoorbeeld bij digitaal onderwijs door een leraar;
f. het inhuren van ondersteuning en begeleiding voor het ontzorgen van leraren en ander personeel;
g. het werven, selecteren en organiseren van extra tijdelijke personele inzet.
Mag de regeling ook gebruikt worden voor extra schoonmakers en conciërges?
Ja, dat mag.
Mag de regeling ook gebruikt worden voor extra coaches, studieloopbaanbegeleiders, I-coaches en individuele begeleiders van studenten?
Ja dat mag.
Mogen in het mbo de middelen ook ingezet worden voor de Inburgering?
Nee, dat mag niet. Inburgering is geen bekostigd onderwijs.
Mogen in het mbo de middelen ook ingezet worden voor de VAVO?
Ja, dat mag.
Stel dat aan het einde van de looptijd van de subsidie niet alle middelen zijn besteed. Wat gebeurt er dan met de niet-bestede middelen na afloop van de regeling?
- Mochten de middelen overblijven, dan kunnen deze middelen passend bij het doel van de regeling na 31 juli 2021 worden ingezet.
- De penvoerder po/vo heeft de verplichting om de niet-bestede middelen, aan het einde van de looptijd, naar rato van het aantal leerlingen te verdelen waarvoor subsidie is verstrekt over de bevoegde gezagsorganen die deelnemen aan de regio.
- Een rekenvoorbeeld om dit te verduidelijken: Aan regio 1 in het po nemen 3 vestigingen deel. Namelijk: vestiging A met 100 leerlingen, vestiging B met 300 leerlingen en vestiging C met 600 leerlingen. Door de penvoerder is voor het maximale bedrag subsidie aangevraagd (1000 * € 72) = € 72.000. Uiteindelijk wordt € 60.000 van dat bedrag besteed aan de doelen van de subsidieregeling. Dit betekent dat er € 12.000 resteert. Als de subsidie dan naar rato wordt verrekend, krijgt vestiging A 10% van dat bedrag zijnde € 1.200, vestiging B 30% van dat bedrag zijnde € 3.600 en vestiging C 60% van dat bedrag zijnde € 7.200.
- In het mbo kan het bevoegd gezag de niet-bestede middelen van de subsidie binnen de instelling besteden aan andere activiteiten passend bij het doel van deze regeling.
Kan ik de extra kosten die ik in 2020 heb gemaakt, bijvoorbeeld voor het verzorgen van afstandsonderwijs, betalen met deze regeling?
- Dat is niet mogelijk. De gemaakte kosten uit 2020 vallen buiten deze regeling;
- Deze regeling vormt een tegemoetkoming in de extra kosten voor extra tijdelijke personeel vanaf 1 januari 2021 t/m 31 juli 2021.
- De uren in 2021 van extra tijdelijk personeel, dat als gevolg van de coronacrisis al eerder in 2020 is aangesteld, kunnen wel vergoed worden via deze regeling.
Kan ik de subsidie inzetten om buiten de reguliere onderwijstijd onderwijsachterstanden in te halen?
- Dit is in principe niet mogelijk, behalve als blijkt dat de aangevraagde subsidiemiddelen na 31 juli 2021 niet zijn besteed en over zijn gebleven.
- De subsidie is bedoeld om scholen tijdens de coronacrisis te ondersteunen in de reguliere schooltijd, niet voor extra onderwijstijd. Met de extra ondersteuning kan onder meer de werkdruk onder bestaand personeel worden verlaagd en vormt het een bijdrage aan de onderwijscontinuïteit.
- Indien blijkt dat de middelen niet geheel zijn besteed, dan kunnen deze middelen ná 31 juli 2021 passend bij het doel van de regeling (het voorkomen en verder terugdringen van de onderwijsachterstanden) worden ingezet.
- Als na 31 juli 2021 middelen over zijn gebleven, vloeien deze in het po/vo via de penvoerder (naar rato van het aantal leerlingen) naar de deelnemende bevoegd gezagen.
Wat is de verhouding tussen deze regeling Extra hulp voor de klas en de regeling Inhaal- en ondersteuningsprogramma’s?
- De regeling Inhaal- en ondersteuningsprogramma’s is primair bedoeld voor extra programma’s (onderwijstijd) buiten de reguliere schooltijd om.
- De regeling Extra hulp voor de klas is juist bedoeld om scholen tijdens de reguliere schooltijd te ondersteunen bij de kosten die zij maken om de continuïteit te waarborgen.
Mag je voor de regeling Extra hulp voor de klas een nieuwe penvoerder aanwijzen? Of moet dit dezelfde penvoerder zijn als bij de RAP-regeling?
Voor een reeds bestaande RAP-regio kan de subsidie worden aangevraagd door de penvoerder die reeds voor de RAP-regio subsidie heeft aangevraagd, maar dit kan ook een andere penvoerder zijn. Bijvoorbeeld, wanneer de subsidie in de RAP-regio is aangevraagd door een lerarenopleiding, wordt een nieuwe penvoerder aangesteld voor de regeling Extra hulp voor de klas.
Wanneer moet ik een aanvraag indienen?
Een aanvraag kan worden ingediend in de periode van 18 december 2020 tot en met 24 januari 2021.
Wanneer wordt de subsidie uitgekeerd?
Scholen zullen de middelen uiterlijk 31 maart 2021 ontvangen. Daarnaast ontvangen de aanvragers voorafgaand aan het moment van subsidiebeschikking een bericht of de subsidie wordt toegekend en, indien mogelijk, voor welk bedrag. Het streven is om dit uiterlijk in februari 2021 aan de aanvragers te laten weten. Het moment van de berichtgeving hangt ervan af of er sprake is van overvraging, waardoor de bedragen naar rato naar beneden moeten worden bijgesteld.
Hoe wordt het maximale subsidiebedrag bepaald?
- Het maximale subsidiebedrag dat per regio in het primair- en voortgezet onderwijs kan worden verstrekt, is afhankelijk van het aantal bekostigde leerlingen dat op de teldatum van 1 oktober 2019 stond ingeschreven op de deelnemende vestigingen aan de regio’s. Hierbij zijn per sector de volgende bedragen van toepassing:
- primair onderwijs maximaal € 72 per leerling;
- voortgezet onderwijs maximaal € 62 per leerling.
- Voor een nieuwe, nog te organiseren regio geldt dat bovenstaande bedragen per leerling worden vermeerderd met 10%.
- Het maximale subsidiebedrag dat per instelling kan worden verstrekt is opgenomen in bijlage 1 van de subsidieregeling.
- Het maximale subsidiebedrag dat per sector op Bonaire, Sint Eustatius en Saba kan worden verstrekt, is afhankelijk van het aantal bekostigde leerlingen dat op de teldatum van 1 oktober 2019 stond ingeschreven op de scholen. Hierbij zijn per sector de volgende bedragen van toepassing:
- primair onderwijs BES maximaal € 79 per leerling;
- voortgezet onderwijs BES en het middelbaar beroepsonderwijs BES maximaal € 68 per leerling.
Wat wordt er gevraagd aan verantwoording?
- De subsidieverantwoording geschiedt overeenkomstig de Regeling jaarverslaggeving onderwijs met model G, onderdeel 1, zoals bedoeld in richtlijn 660 van de Raad voor de Jaarverslaggeving. De penvoerder verklaart hierbij of de prestatie is geleverd.
- De penvoerder kan het verzoek van de minister krijgen om inzichtelijk te maken dat de activiteiten zijn verricht waarvoor subsidie is verstrekt.
- Daarnaast zal een onderzoeksbureau een monitoringsonderzoek uitvoeren. De aanvrager is verplicht om in voorkomend geval hieraan mee te werken.
Mag ik gedurende de looptijd schuiven bij de inzet van mensen?
- Ja, u bent vrij om te schuiven in waarin u mensen inzet. De regeling biedt de mogelijkheid om, passend bij de op dat moment heersende problematiek, de subsidiemiddelen anders in te zetten. Zo kan er bijvoorbeeld in de eerste maanden een andere behoefte zijn dan in latere maanden.
- Als er echter forse verschillen zijn ten opzichte van wat is aangevraagd, dan dient dit op grond van de meldingsplicht (artikel 5.7 van de Kaderregeling) bij DUS-i te worden gemeld. Bijvoorbeeld als u eerst dacht circa 50% in te zetten op extra schoonmaak en toezichthoudende functies, maar toch mensen in andere functies met de subsidie inzet. Bij relatief kleine wijzigingen hoeft u dat niet te melden bij DUS-i.
Mag ik ook mensen inzetten voor individuele begeleiding, coaching en/of zorg (bijvoorbeeld van studenten)?
Ja, dat kan. De continuïteit van het onderwijs staat centraal. Als met individuele begeleiding bestaand en/of nieuw personeel kan worden ondersteund in hun werkzaamheden, bijvoorbeeld met als doel om de werkdruk te verlagen waardoor er minder uitval plaatsvindt, dan is het mogelijk de middelen daarvoor in te zetten.
Mag ik bij uitvoering van de regeling gebruik maken van uitzendkrachten, detacheringen, ZZP-ers, uitbreiding van bestaande aanstellingen en uitbesteding?
- Ja, dat is mogelijk. Het staat u vrij in welke vorm een persoon tijdelijk extra wordt ingezet. De regeling stelt geen eisen aan de overeenkomst op basis waarop iemand wordt aangesteld.
- Wel dient u rekening te houden met de looptijd van de regeling en daarmee de looptijd van contracten, omdat het om een tijdelijke subsidieregeling gaat. Het betreft geen structurele middelen.
Moet de medewerker die aangesteld wordt op basis van deze regeling beschikken over een Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG)?
- Iedereen die in het onderwijs werkt (in het primair, voortgezet, speciaal en middelbaar beroepsonderwijs), moet bij indiensttreding een actuele VOG overleggen. De VOG mag geen kopie en niet ouder dan zes maanden zijn. Dit is wettelijk verplicht.
- Voor het aan te nemen personeel binnen deze regeling gelden dezelfde eisen als voor het aannemen van regulier personeel. Lees alle informatie over de VOG
Verandert de regeling ‘Extra hulp voor de klas’ iets aan de bevoegdheidseisen? Mag een student die wordt betaald vanuit de subsidieregeling bijvoorbeeld zelfstandig een les geven?
Deze regeling verandert niets aan de regelgeving omtrent de bevoegdheidseisen. Meer informatie hierover is te vinden in het besluit bekwaamheidseisen onderwijspersoneel en de handreikingen die hierover gemaakt zijn. Met uitzondering van de leraar in opleiding (LIO) mag een student niet zelfstandig lesgeven.
Wanneer dient een onderwijswerkgever bij te dragen aan de WW van een werknemer die in een tijdelijke baan heeft gewerkt? Bijvoorbeeld in het geval van werknemer uit de regeling Extra hulp voor de klas?
- Het reguliere arbeidsrecht en de normale voorwaarden van de sociale zekerheid zijn van toepassing op de tijdelijke banen binnen deze regeling.
- Onderwijssectoren zijn eigen risicodrager voor de kosten van de reguliere WW en de bovenwettelijke uitkeringsregelingen.
- Als een werknemer direct vanuit een baan in een andere sector, zonder een WW-uitkering te hebben gehad, in dienst van een onderwijswerkgever komt werken en vanuit die baan werkloos wordt, dan is de onderwijswerkgever verantwoordelijk voor de werkloosheidskosten. De werknemer moet wel voldoen aan de wekeneis voor de WW (26 uit 39 weken gewerkt hebben voorafgaand aan het ontslag).
- De werknemer neemt dan zijn arbeidsverleden mee voor de berekening van de uitkering wanneer hij bij de onderwijswerkgever werkloos wordt. Dit kan van invloed zijn op de duur van de WW-uitkering.
- Als een werknemer vanuit een WW-uitkering bij de onderwijswerkgever gaat werken en na 26 weken werkloos wordt, dan ontstaat een nieuw recht op een WW-uitkering. De kosten van de uitkering kunnen dan terecht komen bij de onderwijswerkgever.
- Wordt de werknemer werkloos na minder dan 26 weken gewerkt te hebben bij de onderwijswerkgever, dan leidt dit niet tot extra kosten voor de onderwijswerkgever.
- Bij ZZP, detachering, uitzendbasis/payroll of een aanstelling bij een nevenstichting speelt dit eigen risico dragerschap niet.
- Bij detachering heeft de onderwijswerkgever geen risico voor WW-uitkering na afloop van de tijdelijke aanstelling. Als onderwijswerkgever betaal je dan een inleenvergoeding. De oorspronkelijke werkgever draagt de kosten van de werkloosheid c.q. dit wordt via het Algemeen werkloosheidsfonds (Awf) gefinancierd.
Als een WW’er betaalde werkzaamheden gaat verrichten in een tijdelijke baan, wat voor gevolgen heeft dit voor zijn WW-uitkering?
- Voor tijdelijke banen binnen de regeling Extra hulp voor de klas gelden dezelfde regels omtrent de WW als bij andere banen.
- De acceptatie van een baan in het kader van deze regeling kan voor een WW’er een verhoging betekenen van het inkomen.
- Daarnaast worden er (nieuwe) WW-rechten opgebouwd na ten minste 26 weken in loondienst, aangezien je verplicht verzekerd wordt voor sociale zekerheid. De hoogte van de (nieuwe) WW-rechten zijn dan gebaseerd op de hoogte van de coronabaan.
- Tot slot doen WW’ers ook nieuwe werkervaring op, kunnen ze even ‘snuffelen’ aan nieuwe sectoren en doen ze met een tijdelijke baan gewaardeerd werk.
Is het verplicht om een tijdelijke baan binnen de regeling Extra hulp voor de klas te accepteren als WW’er?
- Aan het ontvangen van een WW-uitkering is de verplichting tot het aanvaarden van passende arbeid verbonden. Het niet naleven hiervan kan leiden tot het stoppen of korten van de uitkering.
- Voor passende arbeid wordt de eerste zes maanden gekeken naar arbeid op het niveau van de WW’er.
- Na zes maanden is voor iedereen in principe alle arbeid passend, dus ook banen met een lager opleidingsniveau, minder inkomen of een langere reistijd.
- Of een baan binnen deze regeling als passend wordt aangemerkt, verschilt dus per situatie.
Kan je op vrijwillige basis aan de slag gaan met een baan binnen de regeling Extra hulp voor de klas?
- Als alternatief voor de situatie waarin een WW-gerechtigde tegen betaling aan de slag gaat met een baan binnen deze regeling, is vrijwilligerswerk naast een WW-uitkering mogelijk onder bepaalde voorwaarden. Dit kan soms door de werkgever en werknemer gewenst zijn.
- Als vrijwilliger gaan werken in een reguliere baan is niet toegestaan.
- Er mag een vergoeding voor het vrijwilligerswerk worden gegeven van maximaal €170 per maand. Dit wordt niet verrekend met de WW-uitkering.